Supreme Court in VK: De ziekte van de piloot is geen buitengewone omstandigheid
Op 10 juli 2024 heeft de Supreme Court (Hooggerechtshof) van het Verenigd Koninkrijk zijn uitspraak gedaan in de zaak Lipton versus BA Cityflyer over de vraag of passagiers recht hebben op compensatie wanneer ziekte van de piloot heeft geleid tot annulering van een vlucht. De hamvraag was of de ziekte van de piloot kon worden aangemerkt als een “buitengewone omstandigheid” die de luchtvaartmaatschappij in staat stelt zich te verdedigen tegen schadeclaims van passagiers. Het Hof stelde de passagiers in het gelijk. Het oordeelde dat de ziekte van de piloot inherent is aan de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij en niet als “buitengewoon” kan worden beschouwd. Van luchtvaartmaatschappijen wordt daarom verwacht dat ze de planning van hun bemanning goed beheren en compensatie betalen aan passagiers wanneer vluchten worden geannuleerd als gevolg van ziekte van de bemanning.
De feiten
Op 30 januari 2018 hadden de Liptons een vlucht geboekt van Milaan naar London City Airport, uitgevoerd door BA Cityflyer Limited (“Cityflyer”). De vlucht zou om 17:05 uur plaatselijke tijd vertrekken uit Milaan en om 18:05 uur plaatselijke tijd aankomen in Londen. Een uur voor het opstijgen meldde de piloot zich onwel en werd hij ongeschikt verklaard om te vliegen. Omdat er niet op tijd een vervangende piloot beschikbaar was, werd de vlucht geannuleerd en werden de Liptons op een andere vlucht geboekt die ongeveer 2½ uur na de geplande aankomsttijd aankwam. De Liptons dienden vervolgens een claim in voor € 250 aan compensatie.
De beslissing van de Supreme Court
Over de vraag of ziekte van de piloot een buitengewone omstandigheid vormt, heeft de Supreme Court in zijn arrest van 10 juli 2024, Case ID: UKSC 2021/0098,
uitsluitsel gegeven. De Supreme Court oordeelde dat de ziekte van de piloot geen buitengewone omstandigheid was, omdat “het beheer van onverwachte afwezigheid van personeel, als gevolg van ziekte of overlijden intrinsiek verbonden was met de kwestie van de planning van de bemanning en de werktijden van het personeel en daarom iets was dat inherent was aan de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij”.