Europees Hof van Justitie zal zich niet meer bezighouden met rechten van vliegtuigpassagiers

Europees Hof van Justitie zal zich niet meer bezighouden met rechten van vliegtuigpassagiers

EU-Gerecht beslist voortaan over prejudiciële vragen

Auteur: Ronald Schnitker

Het Europees Hof van Justitie en het EU-Gerecht hebben per 1 september 2024 hun Reglementen voor de procesvoering gewijzigd om uitvoering te geven aan de wijzigingen van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Daarnaast is er een nieuwe versie van de Praktische aanwijzingen voor de partijen inzake bij het Hof aangebrachte zaken en heeft het Gerecht een nieuwe versie van de Praktische uitvoeringsbepalingen voor zijn Reglement voor de procesvoering vastgesteld. Het gaat met name om de bepalingen die nodig zijn om de gedeeltelijke overdracht van de prejudiciële bevoegdheid van het Hof aan het Gerecht vanaf 1 oktober 2024 mogelijk te maken. Al bij het Verdrag van Nice in 2001 werd voorzien in de mogelijkheid om het EU-Gerecht te betrekken bij de behandeling van bepaalde verzoeken om een prejudiciële beslissing.

Door deze wijziging is het vanaf 1 oktober 2024 niet langer het EU-hof, maar het EU-Gerecht die beslist over prejudiciële vragen op het gebied van compensatie voor en bijstand aan passagiers bij instapweigering of bij vertraging of annulering van vervoersdiensten op grond van artikel 267 VWEU over Verordening 267/2004. Ook andere gebieden zoals het gemeenschappelijk btw-stelsel, het douanewetboek, de verbruiksbelasting en het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten worden door de wijziging beïnvloed.

Daartoe werd niet alleen een nieuw lid 3 toegevoegd aan artikel 256 VWEU, maar werd ook artikel 50, onder b), toegevoegd aan het statuut van de Europese rechtelijke instanties. De benodigde wijziging van het Statuut van het EU-hof van de Europese Unie werd op 12 augustus 2024 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en is op 1 september in werking getreden.

In de praktijk zullen vragen die aan het EU-hof worden voorgelegd, behandeld blijven worden door de nationale rechtbanken. Deze gaan dan na of het verzoek uitsluitend betrekking heeft op het gebied waarop Verordening 261/2004 van toepassing is – in welk geval het verzoek zou worden doorgestuurd naar het EU-hof – of dat een fundamentele uitspraak over een specifieke juridische kwestie moet worden gedaan door het EU-hof.
De nieuwe ontwikkeling verandert niets aan de geldigheid van eerdere beslissingen van het EU-hof, omdat deze de leidraad blijven voor toekomstige procedures voor het EU-hof. Een nieuwe rechtbank biedt de luchtvaartsector echter ook de kans om de nieuwe rechters vanuit een nieuw perspectief te laten beslissen over vragen over de rechten van luchtvaartpassagiers en om meer rekening te houden met de omstandigheden van het luchtverkeer bij het afwegen van belangen. De luchtvaartmaatschappijen zijn daarom ook verplicht om het EU-hof te ondersteunen bij het nemen van een beslissing door specifieke en gedetailleerde argumenten in te dienen.

Bron: Expertisecentrum Europees Recht
Zie ook: https://curia.europa.eu/jcms/upload/docs/application/pdf/2024-08/cp240125nl.pdf